'Bidden, wachten en het goede doen' (Bonhoeffer). Overwegingen bij de campagneaftrap CU-SGP Nissewaard
We staan in de startblokken. En we gaan ervoor. We hopen op een goede campagne. Met uiteindelijk meer stemmen, meer zetels, of behoud van zetels. Toch? En natuurlijk: we bidden om zegen. Daarvoor zijn we christelijk. Daarvoor zijn we bijeen. Het klinkt allemaal goed en het klopt. Toch maken we een pas op de plaats. Waarom? Omdat we in de startblokken voor een campagne zomaar zouden vergeten dat we in een bepaalde tijd leven, dienen, preken en politiek bedrijven. Volgens mij is het essentieel dat een christen zijn tijd peilt en doorziet.
De marginalisering van de kerk is groot. Zeker in deze streek. Het is struisvogelpolitiek om ons niets aan te trekken van de tijd waarin we leven. Om te denken dat we als christenen in een vacuüm leven. O ja, zeker, wij maken deel uit van de geschiedenis die door Gods hand gestuurd wordt. Maar wij weten óók dat de geschiedenis tot nu toe bestaat uit op- en neergang van het christelijk geloof. Onze westerse cultuur vandaag verkeert zelfs in het acute gevaar aan de afwezigheid van God ten onder te gaan. De ervaringen van zinloosheid zijn schrijnend. De ideologie van de beheersing van het totale menselijke leven verslaat zijn duizenden. God is tussen haakjes gezet. Afgevoerd en bij het grof vuil gezet. Dat is niet minder dan een crisis. Het mag te hopen zijn dat wij daaraan lijden. Zo worden wij allereerst zelf bewaard voor de verwoestende gevolgen van het leven in een cultuur zonder God. Maar wie lijdt aan de tijd, herkent ook het diepe verlangen om de tijdgeest te weerstaan. En dat is essentieel. Want een gemarginaliseerde kerk en gemarginaliseerde christelijke politiek is minder erg dan geestelijke verschraling en uitholling. Wanneer we zienderogen geestelijk vermageren, zullen we spoedig de laatste adem uitblazen.
Daarom lazen we vanavond een gedeelte uit Psalm 119: de psalm van het Woord, de omgang met het Woord. De psalm van de meditatie, van het oefenen in het zicht krijgen op de reikwijdte van Gods geboden, ook de psalm die oog heeft voor het afwijken van Gods geboden en de gevolgen daarvan. Psalm 119 dwingt ons niet de barricades op, maar drijft ons de binnenkamer in. Christenen zijn niet de mensen van de grote woorden, maar zij dienen een grote God.
Wij zijn vanavond in een kerk aanwezig. Dat is meer dan een praktische oplossing. In de geborgenheid van dit kerkgebouw, in deze gewijde ruimte, trekken we ons niet terug, maar komen we samen om de wereld in te gaan. Maar niet nadat wij eerst omhoog gezien hebben. Van Hem is ons heil. Van de Koning Die boven het bruisen van de wateren uit regeert. Gods koningschap is een steile klip in de branding, iedere heerschappij lijdt daarop, na verloop van tijd, schipbreuk. Maar wat te doen nu we in de marge zijn beland, klein en onbeduidend zijn geworden? Bonhoeffer schetste eens met drie kernwoorden de gestalte van een christen. In die woorden ligt een heel programma. Bidden, wachten op God en het goede doen onder de mensen. Bidden (weg omhoog), wachten (terugtrekkende beweging) en het goede doen (een weg vooruit). In die volgorde.
Bidden: gevouwen handen vormen de kern van het christenleven. Voordat we de politieke arena ingaan, verbindingen met mensen aangaan, is daar het gebed. Wie bidt belijdt dat de werkelijkheid achter deze werkelijkheid bepalend is en is ervan overtuigd dat de Heere regeert. Die weet dat God door de schijn van het tegendeel heenwerkt. Wij hoeven niets te forceren, maar mogen uitspreken in het gebed dat God Zijn ongekende gang gaat vol donk're majesteit. Hij voert volmaakt Zijn plannen uit, Zijn wil is soeverein (William Cowper). De wereld is het gebied van biddeloosheid, naar een woord van K.H. Miskotte. Daarom bidt een christen ook voor de wereld. De wereld heeft het nodig, meer dan ze beseft. We schrijven de ongelovige wereld niet af, maar we bidden om de doorwerking van Zijn Geest in hen die niet geloven. Om de weerklank van Gods getuigenissen, wanneer ze in de raadszaal vertolkt worden.
Wachten op God: volgens mij heeft dit alles te maken met de overtuiging God God te laten zijn. Wachten is geen gelatenheid of passiviteit. Maar ingespannen hopen op God Die in Zijn soevereiniteit Zijn weg gaat. Dat woord soevereiniteit is een pijnlijk woord voor mensen die geloven in de maakbaarheid van alles. Maar het is een hoopvol woord voor mensen die lijden aan de tijd, aan de neergang van het christelijk geloof. Wij zijn geen projectmanagers die in kerk en politiek alles wel eens even recht zullen zetten. Wij wachten op God, en in het wachten zit geen idealisering van het heden, maar wel hoop voor de toekomst. Nee, we werpen met bidden en wachten op God de handdoek niet in de ring. Maar het een is wel voorwaarde voor het ander. Bidden en wachten zijn de grondhouding waaruit het 'goede doen' geboren wordt. Waar wij aan het eind van ons Latijn zijn, is het tijd voor de Heere dat Hij werkt. Onze verlegenheid is Zijn gelegenheid. Wat is dit moeilijk. God God laten zijn en intussen volharden op je post. Toch is dit de weg waarin God Zijn plan uitvoert. Middels én ondanks onze inspanning.